Vanaf september 1945 verbleven er op de Frederik Hendrikkazerne in Blerick meer dan 400 Duitse gevangenen. Deze grotendeels jonge mannen maakten onderdeel uit van een speciale brigade van mijnenruimers, Pionier Brigade Draeger, die op last van de geallieerde en Nederlandse instanties verplicht mijnen moest ruimen. Na de bevrijding bleven er in Limburg en de rest van ons land miljoenen explosieven achter en waren er te weinig vrijwilligers en militairen om deze gevaarlijke klus in korte tijd te klaren. In de tussentijd vielen er bijna dagelijks slachtoffers onder de Nederlandse burgerbevolking. Meer dan 3.500 Duitse krijgsgevangenen werden uiteindelijk ingezet om deze levensgevaarlijke klus te klaren.
Deze mijnenruimers verbleven nabij de ruimingsgebieden in kampen waarvan die op de Frederik Hendrikkazerne in Blerick een van de grootste was. Tussen 2012 en 2018 zijn de resten van dit kamp door archeologen van BAAC opgegraven. De onderzoekers vonden honderden relatief goed bewaarde objecten en tientallen sporen van bijgebouwen, afvalkuilen en zelfs een mogelijke ontsnappingstunnel. De sporen en vondsten lieten zien hoe het kamp er ooit uitzag, maar ook welke mannen hier verbleven en hoe zij hier een jaar lang leefden.
Met behulp van archeologische vondsten en niet eerder gepubliceerde historische documenten schetst deze publicatie een bijzonder beeld van het dagelijkse leven van de mijnenruimers en het kampleven. Ook geeft het een overzicht van de overige mijnruimerskampen in Nederland.